Vlak voor onze vakantie naar Dalfsen kregen wij een brief van de gemeente Castricum in de bus met als onderwerp: ”Uitnodiging enquête tijdelijke huisvesting Kindcentrum Cunera”.
Wat stond er verder in de brief? De basisschool Cunera in Bakkum krijgt een nieuw gebouw op dezelfde plaats waar de school nu nog aan de Vondelstraat is gehuisvest. De school zal worden gesloopt en “de leerlingen (zullen) ergens anders lessen kunnen volgen”.
Toen ik verder las moest ik vreselijk lachen en schoten er allerlei gedachten en beelden door mijn hoofd. Ik had nooit kunnen fantaseren dat mijn drie kleinkinderen, die nu nog op de Cunera zitten, nog eens zo dichtbij oma en opa naar school zouden kunnen gaan. Want een van de twee aangewezen locaties was nota bene het veld hoek Van Speykkade, Tromplaan en Brakersweg, recht tegenover ons huis. De andere locatie betrof hoek Sifriedstraat en Bakkummerstraat in Bakkum.
Zou Mathilde, de jongste van mijn drie kleinkinderen uit Bakkum, straks uit haar klaslokaal kunnen zwaaien naar opa en oma? Zouden leerlingen onder de pauze bij ons om een hark vragen om de bal uit de sloot bij ons voor te halen? Zou meester Stef de kans grijpen om zijn schooltuintjes tijdelijk te verplaatsen naar mijn groentetuin? Zou tijdens de biologieles onze mooie lindeboom op het veld onderwerp worden van een buitenles? Zouden de meesters en juffen tussen de middag een ommetje maken en bij mijn brug oversteken? Allerlei gedachten schoten door mijn hoofd.
In de caravan op de camping aan de Overijsselse Vecht vulden wij toch maar, enigszins ongerust geworden door diverse whatsappjes uit de buurt, het enquêteformulier digitaal in. De rest van onze vakantie dachten wij geen moment meer aan de tijdelijke huisvesting van de Cuneraschool. Wel maakten wij ons zorgen om onze eigen tijdelijke huisvesting tijdens de zomerstorm en later toen er enorm onweer en regen onze camping trof.
Van vakantie thuisgekomen wachtte ons een buurtcomité in wording op, tijd om onze spullen uit te pakken werd ons nauwelijks gegund: “Fons, we moeten er tegen protesteren, ons veld is al drie jaar lang opslagplaats geweest, genoeg is genoeg, opvang in de eigen regio!“. Weer schoot ik in de lach en hoorde mijn kleindochter Mathilde straks al zeggen: “Opa, straks kunnen we naar elkaar zwaaien en ik kom tussen de middag bij jou eten. Fijn toch?” Ja en nee.
Fons Verbeek, Castricum