De voorzieningenrechter heeft in de procedure tussen zes jeugdhulpaanbieders en gemeenten uit de Regio Alkmaar, waaronder Castricum, in een tussenvonnis bepaald dat nader onderzoek naar de redelijkheid van de tarieven voor ambulante jeugdzorg per 1 januari 2018 nodig is. Daarmee wordt de uiterste datum voor toelating tot de inkoopprocedure opgeschort.
De jeugdhulpaanbieders hebben bezwaar gemaakt tegen de tarieven ambulante jeugdhulp. Volgens hen liggen deze tarieven 18% onder de kostprijs en behoren zij tot de laagste van het land. De Regio heeft de bezwaren afgewezen, waarna de Jeugdhulpaanbieders een kort geding zijn gestart.
Volgens de voorzieningenrechter is een juridische procedure, en zeker een kort geding, niet het aangewezen kader om een debat over de redelijkheid van tarieven te voeren en vraagt de partijen hun verantwoordelijkheid te nemen. De materie is bovendien te complex, de tijd is te kort en de rechter is onvoldoende deskundig, zo wordt gesteld. De redelijkheid van de tarieven dient nader onderzocht te worden, zo oordeelt de rechter.
Mochten partijen er niet uitkomen, dan moeten de resultaten van het nadere onderzoek en de conclusies daaruit voor de tarieven aan de voorzieningenrechter gerapporteerd worden. De uiterste datum voor de toelating tot de inkoopprocedure dient opgeschoven te worden, totdat uitspraak is gedaan dan wel het kort geding is ingetrokken.
Tenslotte heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de tarieven voor de jeugdhulp met verblijf als niet onredelijk kunnen worden beschouwd, nu daarop geen inhoudelijk verweer door de jeugdhulpaanbieders was gevoerd, met uitzondering van de tarieven Langdurige Begeleiding Jongeren. De Regio dient dit tarief nog nader te motiveren, waarna het door de rechter alsnog getoetst kan worden. Datzelfde geldt voor een tweetal verblijfstarieven bij de instelling Lijn5.