Foto boven:
Katja Boonstra naast de foto van haar vader en de foto waarop zij met haar moeder staat. (Foto: Henk de Reus)
Castricum – De Castricumse Katja Boonstra (80) heeft haar vader nooit gekend. Hij maakte deel uit van de bemanning van de onderzeeboot Hr. Ms. K XVI die in 1941 in de Chinese Zee door een Japanse boot tot zinken werd gebracht. Alle 36 opvarenden kwamen hierbij om. Om te voorkomen dat haar vader en de overige bemanningsleden vergeten zouden worden, startte Katja een zoektocht naar het zeemansgraf. De toevallige contacten die hierbij ontstonden leidden tot een verzoening van vroegere vijanden.
Door Henk de Reus
We ontmoeten Katja Boonstra in haar woning aan de Heereweg. Dat ze inmiddels tachtig jaar is, is haar nauwelijks aan te zien. Logeercollie DJ blaft enthousiast en kwispelt met z’n staart als de verslaggever binnenstapt. Op de vleugel in de kamer staan twee foto’s die Katja erg dierbaar zijn. Ze vertellen het verhaal over haar vader die zij nooit heeft gekend en over de zoektocht naar zijn zeemansgraf.
Torpedo
Katja: ,,Mijn ouders waren net drie maanden getrouwd toen mijn moeder op 13 december 1941 naar de haven van Soerabaja (Nederlands Indië) ging om mijn vader, Willem Blom, uit te zwaaien. Hij maakte deel uit van de bemanning van de onderzeeboot Hr. Ms. K XVI die was ingedeeld bij de derde divisie van het onderzeebootflottielje in Nederlands Indië. De K XVI voer onder commando van luitenant ter zee Louis Jarman. In november 1941 werd deze divisie overgeplaatst naar het eiland Tarakan in de buurt van Borneo. Men verwachtte een Japanse invasie in deze regio en de divisie kreeg opdracht om de straat van Makassar in de Zuid Chinese Zee af te schermen.
Vlak voor zijn vertrek vertelde mijn moeder hem dat ze zwanger van hem was. Zijn reactie was: ‘nu kan ik nooit meer sterven!’ Mijn moeder zag hem niet meer terug want op kerstochtend 1941 werd de onderzeeboot K XVI, die op dat moment aan de oppervlakte voer, door de Japanse onderzeeboot I 66 getorpedeerd. De K VXI vloog in brand, explodeerde en zonk naar de zeebodem. Alle 36 opvarenden vonden de dood. Ik heb mijn vader dus nooit ontmoet.’’ Terwijl hond DJ inmiddels slapend aan haar voeten ligt, valt er een korte stilte.
Geen haat
Aan Katja’s moeder, de in 1999 overleden schrijfster Elvire Spier, vertelde de Kempetai (Japanse militaire politie) dat haar man gevangen was genomen en onthoofd. Later hoorde ze het werkelijke verhaal. Na de oorlog keerde ze terug naar Nederland en hoorde dat haar hele Joodse familie was gedeporteerd. Katja: ,,Toch heb ik nooit een woord van haat gehoord van mijn moeder. Ze dacht ook niet in termen van vijand, ras of religie. Iedereen was voor haar bijzonder.’’
Katja vertelt dat ze van jongs af aan op 4 mei met haar moeder meeging naar Den Helder voor het bijwonen van de jaarlijkse herdenking van de in de oorlog omgekomen onderzeedienstmannen. In Katja’s beleving leefde haar vader nog. Ze had dit beeld omdat ze de trouwfilm van haar ouders meerdere keren had gezien. Later veranderde dit gevoel. Ze wilde dat haar vader en de mede bemanningsleden niet zouden worden vergeten. Katja: ,,M’n moeder hertrouwde met een marinier. Hoewel ik een fijne stiefvader aan hem had bleef mijn natuurlijke vader altijd een belangrijke rol in mijn leven spelen.’’
Zoektocht
Katja ontmoet ieder jaar tijdens de 4 mei herdenking Hans Besançon, de zoon van de commandant van de in december 1941 tot zinken gebrachte onderzeeboot Hr. Ms. XVII. Besançon speelde eerder een belangrijke rol bij het vinden van wrakken. Zo spoorde hij in 1982 de onderzeeboot van zijn vader op en richtte hij zich hierna op het vinden van de overige oorlogswrakken, zowel in de Zuid Chinese Zee als in de Noordzee. Hij vertelt Katja dat hij informatie heeft over de vermoedelijke zinkplaats van de K XVI en vraagt Katja of zij zin heeft om samen op zoek te gaan naar de sinds W.O II vermiste onderzeeboten, waaronder die van haar vader.
Samen richten zij de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten 1940-1945 (SNO) op. Het comité heeft als doel de vermiste onderzeeboten uit de Tweede Wereldoorlog terug te vinden en de herinnering aan de omgekomen bemanningsleden in stand te houden. Vanaf 2002 doet de stichting een aantal pogingen om de wrakplaatsen van de nog vermiste onderzeeboten te lokaliseren. Dit resulteert in de vondst van de Hr. Ms. 020 op 12 juni 2002.
Om zich voor te bereiden op de zoektocht in de Zuid-Chinese Zee haalt Katja op haar zestigste haar duikbrevet. Ze vindt dat de boot van haar vader gevonden moet worden en ze wil meehelpen zoeken. ,,Ik wilde weten wat er precies was gebeurd. Deze mannen mochten niet worden vergeten.” In de tussentijd leert zij Klaas Brouwer kennen. Hij is gezagvoerder bij de KLM en tevens voorzitter van de International Association For Handicapped Divers (IAHD). De leden zijn gehandicapte, maar bijzondere bekwame duikers die vastbesloten zijn de boten te vinden. Brouwer zal de expeditie leiden. Katja en haar dochters Claire en Jessica, beiden geoefende duikers, gaan mee. De vraag die Katja vanaf dat moment bezig houdt: zal zijn zeemansgraf nog ongeschonden zijn?
Binnenkort deel 2 van dit verhaal, waarin u leest wat Katja’s zoektocht heeft opgeleverd en over een bijzondere ontmoeting die zij later dat jaar heeft.